Prikkelend kunstproject met toneelstuk van ‘high school shooter’ blijft steken in theoretisch dogma

 

alt

‘Richard McBeef’ door Staal en van Gerven Oei/Productiehuis Rotterdam. Bijgewoond: 6 januari 2010 in de Rotterdamse Schouwburg.
 
Dat ook het ‘denkend deel’ van Rotterdam met spektakel is te mobiliseren is de meest verrassende uitkomst van het prikkelende kunstproject Richard McBeef. In de stad waar normaal een vergrootglas nodig is om enige denkbeweging te observeren vulde zich de grote zaal van de Schouwburg in behoorlijk mate. Oorzaak: De aankondiging van een opvoering met de acteurs van Wunderbaum van een theaterscript van de Amerikaanse student Cho Seung-Hui. Deze student schoot in 2007 op zijn school 32 medestudenten dood en pleegde daarna zelfmoord. Intrigerend detail: Cho regisseerde zijn gruwelijke nalatenschap door een manifest met videoboodschap toe te sturen aan de tv-zender NBC waarin hij zichzelf op iconische wijze als strijder portretteert.
“Toen ik de uitnodiging ontving dacht ik meteen: dat moet ik zien”, stelde één van de vragenstellers tijdens het als nagesprek aangekondigde debat na de opvoering van de amper een kwartier durende eenakter. En precies ‘dat moet ik zien’ dacht de schrijver van dit stuk ook, en blijkbaar vele anderen met hem. Wat precies veroorzaakt dit intellectuele kuddegedrag?
Dat zal niet in de laatste plaats hebben gelegen aan de deelname van de Wunderbaum-acteurs. Dit theatercollectief staat in hun eigen stukken garant voor gedurfde en uiterst doordachte theaterexperimenten. Maar wat uiteraard een doorslaggevende rol speelt is dat het theaterscript stamt uit het brein van een perverse massamoordenaar van amper 23 jaar oud. Dus louter spektakel- en sensatiezucht? Ik denk het toch niet. Het is ook hier een van die extreme grensgevallen van menselijk gedrag dat ons wellicht iets zou kunnen leren over wat wij als mens nu eigenlijk voorstellen. En meteen daarmee is het onopgeloste dilemma en de reflex van censuur tegen dergelijke grensgevallen opgeroepen: dergelijk acties plaatsen zich geheel buiten welke begripsvorming dan ook en mogen geen onderwerp van gesprek worden: zodra je er begrip voor kan opbrengen zou het wel eens nagevolgd kunnen worden. Zo staat het literaire wangedrocht ‘Mein Kampf’ van een van de grootste massamoordenaars Adolf Hitler meer dan 70 jaar na verschijnen nog steeds onder censuur. Het is dan ook redelijkerwijs te verwachten dat het aangekondigde ‘nagesprek’ als snel in deze conceptuele spaghetti zal vastlopen. Maar gelukkig hebben de bedenkers van dit kunstproject, Jonas Staal en Vincent W.J. van Gerven Oei, het concept voor deze avond heel wat scherper doordacht zodat het een aardig spannende programma wordt. Wat speelde er zich nu precies af?
Bij aanvang van het programma verzamelt het toegestroomde publiek zich op het toneel van de grote zaal rondom de door Staal ingerichte ruimtelijke installatie dat als decor voor de eenakter van Cho dienst doet. De installatie bestaat uit een houten skelet dat een familiehuis van twee verdiepingen moet verbeelden met daarin een aantal objecten die in het script expliciet genoemd worden of voor de enscenering onontbeerlijk zijn. Naast het houten skelet met één houten tussenwand staat een Amerikaanse pick-up truck waarin zich de slotscène afspeelt. Het brandscherm van de grote zaal is neergelaten zodat het toneel gescheiden is van de zaal.
Het stuk begint als zoon Joe (Matijs Jansen) de kamer binnenloopt bij zijn stiefvader Richard (Walter Bart). Al snel wordt duidelijk dat Joe een uiterst explosieve puber is die ongeremd zijn agressie op verbale wijze botviert. Stiefvader Richard McBeef is in alle opzichten een slappeling, volgevreten dik, mogelijk pedofiele neigingen en verbaal machteloos. Moeder Sue (Maartje Remmers) is een even grote slappeling die enerzijds haar zoon instinctief in bescherming neemt, maar anderzijds zich weer gemakkelijk over geeft aan de stiefvader om vervolgens met hem in de slaapkamer te belanden.
Uiteindelijk stappen Joe en Richard samen in de pick-up truck waarna zoonlief de stiefvader verbaal volledig afbrandt. Tenslotte ramt Joe de vader een snoepreep in zijn strot. De vader wordt dan uiteindelijk zo boos dat hij het hoofd van de zoon op het dashboard kapot slaat. Einde stuk.
Cho schreeft de tekst in het kader van de drama-lessen op zijn school. De relaties in dit (in de huidige enscenering) ‘white trash’ gezin zijn gemodelleerd naar Shakespeare’s Hamlet: de zoon verdenkt de stiefvader ervan zijn echte vader te hebben vermoord om het met de moeder te kunnen aanleggen. Hierdoor wordt de psychologische interpretatie van het summiere stuk wel wat complexer, maar al met al wil de relatie tussen de karakters niet echt overtuigen. Nauwelijks voorstelbaar dat hij er een voldoende voor gekregen zal hebben. Toch komt het stuk door de bijzonder setting in de installatie met het publiek op de lip door de intensiteit van het spel toch redelijk over en lijkt het einde veel te snel te komen.
Dan wordt het immense brandscherm opgehesen en kan het publiek met een drankje in de zaal plaatsnemen. Vervolgens vindt onder leiding van Chris Keulemans een gesprek plaats met de twee makers, de drie spelers en uiteindelijk de zaal. Allereerst verklaren de makers dat de aanwezige tussenwand, die veel mogelijke zichtlijnen blokkeert, in het verder als skelet uitgevoerde huis de enige ingreep in de regie- en ensceneringschetsen van Cho waren. De wand moet verbeelden dat het onmogelijk is om vanuit het stuk tot een transparante verklaring van de daden te komen. De toeschouwers worden dan ook gedwongen om tijdens het verplaatsen van de handeling rondom de installatie te lopen.
In het verder niet al te gemakkelijk voortlopend gesprek wordt al snel duidelijk dat de makers al sinds 2008 vanaf hun expositie ‘Forty Years of Boredom 1968-2008: Follow us or die’ in TenT. met een programma bezig zijn waarin de ‘high school shooter’ Cho opgevoerd wordt als onderdeel van een actuele protestbeweging die probeert te ontsnappen uit een spektakelmaatschappij die helemaal geen hoop op ontsnappen meer kent. De spektakelmaatschappij is een term uit het werk van de Franse filosoof Guy Debord waarmee hij aangeeft dat in onze tijd de mensen niet zozeer meer verslaafd zijn aan hun materiele bezittingen maar aan het scheppen van spektakel rondom hun eigen persoon en als het ware verslaafd zijn geraakt aan hun eigen verschijning. Omdat dit spektakel alle denkbare menselijke relaties overheerst is de enige mogelijke ontsnapping het spektaculair opblazen van de hele menselijke sfeer. En dat is precies wat de high school shooters doen: wanhopig een kamer proberen te verlaten terwijl er geen deur is.
Een zeer prikkelende stelling in onze huidige tijd van reality soaps en sociale media die het zeker waard is geponeerd te worden. Alleen jammer dat bij niemand van de sprekers of vragenstellers de theoretische concepten paraat zijn om de problematische vooronderstellingen van deze actuele maatschappijkritische positie bespreekbaar te maken en de vraag op te werpen waarom de makers juist voor deze stellingname kiezen. Dit had het langzaam verzandende debat nog een spannend einde kunnen geven. Om dit dan toch maar even aan te duiden: de hele denkconstructie betreft een redenering vergelijkbaar met de ‘Dialectiek van de Verlichting’ waarin de hele geschiedenis een noodzakelijkheid opgelegd krijgt in het licht van een negatieve heilsverwachting. Hierbij is de wens, of liever de vreesachtige teleurstelling, de vader van de gedachten en is er strikt gesproken geen onderscheid tussen geloof en wetenschap. Echte wetenschap is veel bescheidener en is zich meer bewust van zijn veelvoudige grenzen en breukvlakken behalve die ene absolute tegenstelling tussen het alles en niets dat bij Debord en dus Staal en van Gerven Oei centraal staat. Hierdoor zijn de ook te kiezen en beter verdedigbare verklaringen van de daden van Cho en de zijnen een stuk banaler. Er is wel degelijk begrip mogelijk maar dan een bescheiden begrip zonder voorspelling of controle. Maar als kunstenaar is het natuurlijk veel productiever om vanuit een alles omvattende negatief theologie te preken dan wetenschappelijk banaal te zijn.
Opmerkelijk is het moment waarop een collega kunstenaar van Staal vanuit de zaal het verwijt opwerpt dat de makers klaarblijkelijk eerst het uitgangspunt kiezen om de overgeleverde tekst van Cho zo exact mogelijk op te voeren om vervorming door eigen interpretatie zo lang mogelijk uit te stellen om er dan vervolgens uitgebreid over te gaan zitten discussiëren: een stijlbreuk, zo luidde het verwijt. Wat grappig toch dat kunstenaars geen enkel onderscheid tussen werk en leven kunnen maken. Wat zou dat, een stijlbreuk, als het maar een vruchtbaar geheel oplevert, eclectisch of niet.
Maar ook hier hebben de bedenkers van het concept nog een leuke verrassing in petto die ze, blijkbaar met tegenzin, reeds halverwege het debat moeten prijsgeven. Het stuk zal na afloop nog een keer gespeeld worden, maar dan met het publiek in de zaal. Als toeval de regisseur is van deze opmerking dan was het toch zeker wel een geniale ingreep: deze belofte maakt het bleek wegtrekkende debat in ieder geval nog verteerbaar.
En inderdaad levert de tweede opvoering van Richard McBeef opnieuw een, zij het ontluisterende, ontdekking op. De zogenaamde vierde wand van het theater, de programmatische scheiding tussen spelers en publiek, gooit hier dusdanig veel roet in het eten dat het stuk alle zeggingskracht verliest. Staande rond de installatie, oog in oog met de acteurs, was er dankzij de professionele energie nog iets als een hoekige, expressionistische rauwheid in het gebeuren te bespeuren. In deze specifieke situatie hebben de makers toch nog echt iets spannends gecreëerd vanuit een bijna hopeloze basis. Zittend op afstand in een veel te grote zaal is alle overtuigingskracht verdampt. En in tegenstelling tot de versluierende en mystificerende tussenwand in de installatie van Staal maakt de vierde wand van het theater duidelijk wat er in het stuk van Cho aan de hand is: de banaliteit van het kwaad in volledige transparantie. Maar ondanks het falen de dogmatische uitgangspunten van het maatschappijkritische kunstproject bloot te leggen was dit toch een uiterst prikkelende toneelervaring: beter een hinkend experiment dan gemakzuchtige veiligheid.


HANS VAN DAM